Powered By Blogger

donderdag 10 oktober 2013

De mooiste Jaguar's (Video XJ 220 )


De fraaiste Jaguars van na 1960
 Dit zijn –geheel subjectief en in redelijk willekeurige volgorde- de Jaguars die ons het beste zijn bijgebleven en die wat ons betreft het meest hebben betekend voor het merk JAGUAR.  
Met dank aan Peter Wibbelink voor de tip.                                         




1. De E-Type (1961) Legendarisch, vooral door zijn eindeloos lange neus met daarin in veel gevallen een geweldige twaalfcilinder. 




De E-type is volgens velen nog steeds de mooiste auto aller tijden, vooral de eerste serie met zijn kleine achterlichten.




 2. De F-Type (2012) Dat is gevaarlijk, een moderne auto op de tweede plaats zetten, maar zoals gezegd is de volgorde niet het belangrijkst. Bovendien vinden wij de F-type bloedmooi, ongelofelijk begerenswaardig en hij klinkt ook nog eens fenomenaal: wat een auto.
  

3. De Mark 2 (1959) Eigenlijk geïntroduceerd in de fifties, maar de MK2 en zijn afgeleiden gingen tot ver in de jaren ’60 door. De auto is nog steeds een redelijk populaire klassieker, en dat is gezien zijn stijlvolle voorkomen goed te begrijpen. Snel waren de auto’s ook: een beetje MK 2 haalde ruim 200 km/h, zeer bijzonder voor een vierdeurs uit die jaren.



4. De XJ (1968) Er zijn weinig auto’s waarvan het design zo lang is voortgezet als van dit model XJ. Zelfs de XJ die in 2009 uit productie ging borduurde duidelijk voort op dit model, dat mijn zijn platte, ranke lijn misschien wel de stereotype ‘Jag’ is. In 2009 was het hoog tijd voor wat nieuws, maar mooi zijn de XJ’s volgens dit recept nog steeds. De oorspronkelijke XJ bood de keuze uit een enkele of een dubbele zescilinder: de V12 heette in goede Engelse traditie ‘double six’, en was dat in feite ook.




 5. XJ-S (1975) Dit model dient vaak als voorbeeld voor mensen die willen bewijzen hoe onbetrouwbaar Jaguars zijn, maar daar zullen liefhebbers geen boodschap aan hebben. Een heerlijke, alweer erg langgerekte coupé koets en fantastische GT-kwaliteiten zorgden ervoor dat die schare liefhebbers groot genoeg was. De XJ-S vormde de brug tussen de E-type en de XK8, wat betekende dat hij lang in productie bleef: van 1975 tot 1996. 



6. De XJ220 (1992) Hoewel dit model dankzij zijn V6 in plaats van de beloofde V12 een beetje een deceptie leek was het mooi wel een tijd lang de snelste productieauto ter wereld. De aalgladde supersporter haalde een bizarre 350 km/h. 





 7. De S-Type (R) (1999) Dit tijdperk is niet het meest succesvolle in Jaguars lange geschiedenis, en dat kwam deels door het eindeloos uitknijpen van dezelfde retro-designtaal. Jammer, maar in het geval van de S-type leverde dat bepaald geen lelijke auto op, die bovendien duidelijk anders was dan de XJ. Wie nog twijfelde over dit model werd in 2002 geholpen door de komst van de R, een 410 pk sterke M5-concurrent. Smullen! 

8. De XF (2008) De XF brak in 2008 definitief met de Jaguar-tradities, maar deed dat op een bijzonder fraaie manier.

Weg met retro: de XF is uiterst modern en een frisse verschijning in zijn segment. Bijna iedereen vindt ‘m mooi. 




9. De XJ (2009) Voor de XJ geldt eigenlijk hetzelfde als voor de XF, hoewel de frisse wind voor het topsegment misschien iets te fris was: Jaguars grootste is misschien te afwijkend voor de doorgaans conservatieve koper in deze prijsklasse. Maakt voor ons niets uit, want de XJ is net als alle moderne Jaguars niet alleen een feest om naar te kijken, maar ook om in te rijden. 




10. De XK (2006) Jawel, wij zijn fan van Jaguars laatste grote beleidswijziging! Ook de XK mag op onze warme belangstelling rekenen, en heeft als grootste nadeel nota bene de F-type, die misschien toch net iets mooier is. Bij een merk als Jaguar is het natuurlijk bijzonder lastig om de tien fraaiste modellen eruit te kiezen. Voeg daarom gerust nog wat toe: een slechte keuze maken kan deze keer bijna niet. Hoewel… de X-Type zal niemand favoriet zijn, toch?

zondag 6 oktober 2013

BMW I8 sportauto komt ! (Video)



BMW I8 Sportauto


Even geen persbeelden van een gecamoufleerde i8, maar een set prachtfoto’s van de straat. De i8 komt steeds dichterbij. In de eerste helft van 2014 begint de uitlevering, en krijgen oplaadpunten in Nederland er weer een stroombehoeftige bij. Ruim 200 kg van de 1490 kg wegende i8 is namelijk voor de elektrische aandrijflijn, verantwoordelijk voor de aandrijving van de voorwielen. 






De achteras wordt aangedreven door een 1.5-liter TwinPower driecilinder turbomotor. Bij elkaar is deze combo goed voor 362 pk en 570 Nm, en een topsnelheid van 250 km/u. Mocht je over een paar jaar in een autohatende stad als Utrecht verzanden met je i8, gooi hem dan in de EV-stand, het 5 kWh accupakket kan je namelijk 35 km geheel elektrisch vervoeren. Maar het blijft in de basis een sportauto, die totaal 362 pk en 570 Nm levert, voldoende om je in 4,4 seconden van 0 naar 100 km/u te laten accelereren.





Op deze Flickr-set van Julian Schroeder zien we hem in de kleur Protonic Blue, en als iemand met een voorliefde voor baby/cobaltblauw zeg ik: beste kleuroptie mogelijk. Niet mee eens? Kies dan zelf een betere uit in de configurator. Met dank aan Peter Wibbelink voor de tip.


donderdag 3 oktober 2013

Ford Anglia en Citroën Ami6 1959-1967 (Videofilm)


Hoe was het comfort van een oldtimer ?


Het zijn de achterruitjes die het 'm doen bij deze beroemde klassiekers. Maar hoe houden ze zich vandaag de dag als je achter het stuur kruipt? Wij gingen uitgebreid onderweg met een Anglia, een Ami6 en hun eigenaren.






Voordat de Escort ten tonele verscheen bouwde Ford decennialang de Anglia. De eerste generatie verscheen net voor de oorlog om daarna uit te groeien tot een begrip voor Ford Engeland. De Anglia van de vierde generatie werd in 1959 met veel tromgeroffel onthuld en werd voluit de Ford Anglia 105E genoemd. 



Ten opzichte van zijn sober vormgegeven voorganger – de Anglia 100E – kreeg de nieuwe Anglia duidelijk Amerikaanse invloeden. Niet alleen de afgedekte koplampen en de grille die ‘om de hoek’ loopt van de luxe uitvoeringen zijn daar voorbeelden van, maar natuurlijk ook de staartvinnetjes achteraan. En dan was er nog de teruglopende achterruit.




De Citroen Ami pikte dat foefje later trouwens van Ford, maar helemaal nieuw was dit stylingdetail sowieso niet: de Amerikanen pasten het al eerder toe op Fords, Lincolns en Mercury’s. Het idee was dat de ruit bij regen droog bleef, maar dat was vooral een aardig verkoopverhaal. De Estate die twee jaar na de introductie van de saloon volgde, moest dit typische kenmerk vanzelfsprekend ontberen. Overigens was niet alleen de carrosserie compleet nieuw; datzelfde gold voor de motor. De 40 pk sterke 997 cc viercilinder, tot de dag van vandaag de ‘Kent’-motor genoemd, was gekoppeld aan een handgeschakelde versnellingsbak met synchromesh op de laatste drie (van de vier) versnellingen. Drie jaar na de introductie van de nieuwe Anglia, vanaf september 1962, wordt ook de eerste versnelling van huis uit gesynchroniseerd. Tegen die tijd was al duidelijk geworden dat de Anglia alles in zich had om een verkoopsucces te worden.



 Al na een jaar waren er bijna 192.000 stuks verkocht: een record voor Ford. Voor modeljaar 1963 werd het Anglia-gamma uitgebreid met de komst van de Anglia Super, ook wel de 123E. Deze had een 1198 cc motor met 53 pk en was uiterlijk onder meer herkenbaar door een streep op de zijkant die in contrasterende kleur van de carrosserie kwam. Dan was er ook nog de Sportsman-versie die vreemd genoeg in Engeland niet verkocht werd. Qua uiterlijk was deze onmiddellijk herkenbaar aan het achterop geplaatste reservewiel en de banden met wit zijvlak. Ondanks de enorme verkoopaantallen (bijna 1,1 miljoen) zie je de Anglia niet meer heel vaak. Helemaal vergeten is ‘ie gelukkig niet. Door een bijrol in een Harry Potter film en een prominente plaats op een van de covers van een Harry Potter boek, kent de huidige generatie het model ook.